Screening voor prostaatkanker
Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de American Urological Association (AUA) 2016 was er weer veel te doen over al of niet screenen voor prostaatkanker.
Intussen is het wel duidelijk bewezen dat screening voor prostaatkanker gepaard gaat met vermindering van overlijden aan prostaatkanker. Dit gaat echter ten koste van een veel te grote overbehandeling van gevonden prostaatkankers die geen bedreiging vormen maar toch worden geopereerd of bestraald met alle negatieve gevolgen van dien.
Zoals de European Association of Urology (EAU) al voorstelde, is nu op de AUA veel ondersteuning gevonden voor het standpunt om op de leeftijd rond 50 jaar een uitgangswaarde van PSA te bepalen. Is deze uitgangswaarde laag (minder dan 1,5 ng/ml) dan kan de man worden gerustgesteld voor de eerstkomende 5 à 10 jaar en hoeft de prostaat dan ook niet meer te worden onderzocht. Is de uitslag abnormaal, dan is verwijzing door de huisarts naar de uroloog aangewezen om het traject van precisiediagnostiek voor prostaatkanker in te stellen. Overigens geldt dit ook voor elke abnormale waarde die boven de leeftijd van 60 jaar wordt vastgesteld.
Uiteraard dient opsporing van prostaatkanker door middel van PSA alleen dan plaats te vinden als er toestemming is van de volledig geïnformeerde man in kwestie. Bij mannen bij wie prostaatkanker in de familie (1e en 2e graads) voorkomt, moet echter wel een strikt regime worden aangehouden. Deze mannen hebben een veel groter risico voor de ontwikkeling van prostaatkanker.